28 February 2011


WEZEN

hoewel…
ik heb hongerbehoefte aan schrijven,
méér nog dan aan daad.
oneindig veel meer dan wat geschreven staat
heb ik in weze gevoeld, beleefd, gedaan,.
en nòg moet ik veel verzwijgen
uit schaamtegevoel voor mijzelf,
om mijn eigen legende niet te niet te doen.
want een legende ontstaat er,
al zijn de Middeleeuwen ver.
na mijn dood wil ik een raadsel zijn,
stof voor veel opsporen en droom,
zoals mijn leven zelf was, is:
méér dan leven!
ik wil geladen stilte scheppen
als een bange vraag;
ziel, tot in ‘t oneindige toe,
van talloze kleine dingen:
sneeklaar de ene dag,
de andere grijs en vaag…

maar wie de vriendschap ziet
zoals ik ze zag, is mij na.
niets, in die jaren, geen vader, geen broer,
heb ik zo liefgehad:
in mijn vriend ligt mijn worden,
mijn jeudbelevenis, mijn zijn
toen, als het hoogste goed!

tot als een sein der natuur,
overweldigend,
onweerstaanbaar boeiend
de vrouw verscheen.



WINTERWEER

… en Vlaanderen in dat alles
een dorre klont aarde
waar geen ploeg door gaat.
elk werk is neergelegd,
in de ovens bakt geen brood meer
en de molenwieken dromen.
zelfs geen vogel zingt nog.

dit is winterweer
en dorheid in de ziel der mensen.



ZAAD IN VERRE AARDE

ken je de nacht, de nacht, de nacht,
die op het wiegen van een lied
jou met zijn dromen heeft omgebracht.
ken je die niet?

ken je het lied, het lied, het lied,
als van een schaamteloos verdriet
om een geliefde die jou verried
en in jouw nachten dreigt als droom,
storm op zee.
ken je dat niet?

weg met de droom, de droom, de droom,
stormen, nachten, en verdriet.
behoud mij alleen, alleen het goud
van twee talen het goud der liefde,
van twee nachten het zaad, het kind
dat jou later beoordelen zou

zonder schroom.



ΚΥΚΛΑΔΟΝΗΣΙ

ώρες κι ώρες η θάλασσα σε ταξίδεψε.
έφτασες,
και σε κατάλευκη κατοικία κύβο κατέλυσες,
απότομα ήσυχα μετά το άγχος του μικρού λιμανιού.
δες στο ημίφως την ευωδιά του δωματιού,
άνοιξε παράθυρο,
δες τον ήλιο να λιάζεται σε τοίχους έργα τέχνης,
δες το γαλάζιο – ουρανός δεν είναι
παρά θόλος μέγιστος
στο ναό που λέγεται Ελλάδα.
κι απέναντι στη σκιά - ω δροσερά τα χείλη! -
δες το χαμόγελο παιδιού της γειτονιάς,
ήλιος ίδιος.

με Κυκλαδίτες Έλληνες,
με το λαό των ειδωλίων
αναπαύεσαι απόψε, ξένε.


KYKLADENEILAND

uren en uren heeft de zee je gevoerd.
je bent aangekomen,
en ondergebracht in een al-witte kubuswoning,
in plotse stilte na het gewoel van de kleine haven.
kijk in het halfduister naar de zalige geur van de kamer,
open het venster,
kijk hoe de zon zich zonnebaadt op muren als kunstwerken,
kijk naar het blauwe –  geen hemel is het
maar de reuzachtige koepel
van een tempel met name Griekenland.
en aan de overzijde in de schaduw – o frisse lippen! -
kijk naar de glimlach van een kind uit de buurt,
de zon gelijk.

met Grieken van de Kykladen,
met het volk van de idolenbeelden
zal je later overnachten, vreemdeling.

(noot: gedicht vertaald door de dichter zelf. Toch wel eigenaardig hoe het laatste vers wordt weergegeven…)
(σημ. ποίημα μεταφρασμένο στα ολλανδικά από τον ίδιο τον ποιητή. Αξιοπρόσεκτο το πώς αποδόθηκε ο τελευταίος στίχος...)

No comments:

Post a Comment